Limburgs gedeputeerde Elianne Demollin-Schneiders: Grens is grote kans
Sinds vijf maanden mag Elianne Demollin-Schneiders zich gedeputeerde voor de Provincie Limburg noemen. De geboren en getogen Limburgse, trots op haar provincie en haar zachte G, heeft deze uitdaging met beide handen aangegrepen – en is blij met de brede portefeuille waarmee ze zich naar eigen zeggen als een vis in het water voelt. Onderdeel daarvan is grensoverschrijdende samenwerking, een rode draad in het coalitieakkoord van Limburg. In dit interview met Grenspost Düsseldorf kijkt ze terug op de afgelopen periode en vooral vooruit naar wat er de komende vier jaar op stapel staat.
De afgelopen jaren bent u onder andere actief geweest als registermediator en als directeur van uw eigen bedrijf in projectmediation voor duurzaamheids- en milieuprojecten. Sinds vier maanden bent u nu gedeputeerde voor de provincie Limburg. Hoe bevalt deze nieuwe carrièrestap u?
Deze nieuwe functie betekent een enorme verandering in mijn leven, in een team dat na een bestuurscrisis een aantal jaar geleden ontzettend gedreven is om volop samen met de inhoud aan de slag te gaan. Dat is heel fijn om te merken. Na vijf maanden kan ik één ding alvast zeggen: het bevalt goed.
Wat zijn uw belangrijkste taken?
Momenteel zit ik in de laatste fase van kennismaken en worden de beleidskaders uitgestippeld op grond waarvan uitvoering wordt gegeven aan projecten die gaan lopen. Daarnaast mag ik me verheugen op een brede portefeuille met daarin onder meer grensoverschrijdende samenwerking, brede welvaart, de Regiodeals, onderwijs en arbeidsmarkt, mijnbouwschade, bestuur, Europese fondsen en datagovernance. In het kader van bestuurlijke vernieuwing wil ik de komende jaren stappen zetten om te zien hoe bepaalde zaken prettiger en beter kunnen, zodat bestuurders in het politieke domein efficiënt kunnen werken en ook de mensen zich gezien en gehoord voelen.
U bent opgegroeid in Eckelrade, letterlijk op steenworp afstand van de Belgische grens. Hoe was het voor u om in de grensstreek op te groeien? Welke herinneringen heeft u aan de grens?
Als kind bestond de grens voor mij eigenlijk niet. In de Voerstreek, de Vlaamse enclave in Wallonië, zie je dat de dorpen gewoon identiek zijn aan de dorpen aan de andere kant van de grens. En dat geldt ook voor de taal en streekcultuur en de opbouw van de dorpen. Het enige is dat er toevallig een grens doorheen loopt, dat er een ander belastingsysteem met andere wetgeving geldt en het onderwijsstelsel anders is. Maar over en weer wordt hetzelfde dialect gesproken en voetballen voetbalclubs aan weerzijden van de grens met elkaar. Toen ik begon met deze functie heb ik meteen gezegd: ik zie de grens als kans en niet als een belemmering. Dat woord wil ik niet meer horen. Limburg heeft tenslotte meer landsgrenzen met het buitenland dan met Nederland zelf. Ik vind het een rijkdom dat ik in de auto kan stappen en binnen vijf minuten in België of Duitsland ben. Dat vind ik supersjiek. Iemand die in Amsterdam woont heeft dat niet.
U heeft zich onder andere voorgenomen om een impuls te gaan geven aan het terugdringen van de gigantische tekorten op de arbeidsmarkt. Welke rol speelt grensoverschrijdende samenwerking met de buurlanden daarbij?
Ook in Duitsland en België is sprake van een tekort is aan vakmensen en de realiteit in deze drie landen is dat de babyboomers met pensioen gaan. Gezien in het grote geheel is de uitdaging voor ons allemaal hetzelfde, met wat accentverschillen. Ik wil de komende bestuursperiode graag gaan kijken hoe we aan dit thema zo goed mogelijk vorm en inhoud kunnen geven, bijvoorbeeld door automatisering, robotisering en digitalisering.
Onderwijs is ook een belangrijk topic als je kijkt naar het beleid van de landelijke overheid om een halt toe te gaan roepen aan de internationalisering ervan. Ik kan me vinden in de lijn van het Rijk dat ook zegt dat er voor de grensregio maatwerk moet worden toegepast. De komende jaren wil ik graag gaan kijken hoe we invulling kunnen gaan geven aan dit maatwerk. Op het gebied van onderwijs hoop ik te kunnen gaan kijken op welke manier we de grens niet internationaal maar trinationaal in samenwerking met Duitsland en België als kans kunnen gaan zien en gebruiken.
De mijnbouwschade en de afhandeling ervan gaat u na aan het hart. In hoeverre ziet u hier mogelijkheden om over de landsgrenzen heen van elkaar te leren?
Inderdaad. Zo’n vijftig jaar geleden werden de laatste mijnen in de Oostelijke Mijnstreek gesloten, maar tot op de dag van vandaag is er sprake van bodembewegingen, dus ik vind het fijn dat er nu op landelijk niveau een goede regeling gaat komen. Daarnaast richt ik mijn pijlen ook op het Europese programma ‘Coal mining region in transition’ om te zien in hoeverre andere gebieden in Europa kunnen profiteren van de kennis die we in Limburg op dit vlak hebben opgedaan, zeker op sociaal-economisch vlak en natuurlijk ook andersom. Met belangstelling kijk ik ook naar het Rheinisches Revier. Aan de Ruhr-Universität in Bochum wordt vooral gekeken naar de technische aspecten van de na-ijleffecten van de mijnbouw; vanuit Limburg kunnen we daar met name sociaaleconomisch – vanuit het perspectief van brede welvaart – de nodige kennis over delen.
U bent een tijdje bestuurder geweest van Energy Hills, een Nederlands-Duitse organisatie voor de stimulering van duurzame energie. Heeft u verder nog (persoonlijke) raakvlakken met Duitsland? En wat zijn uw wensen voor de grensoverschrijdende samenwerking de komende jaren?
Mijn overgrootvader van vaders kant kwam uit Duitsland en trouwde met een vrouw uit Ubachsberg, vlak over de grens. Ik praat zelf heel graag Duits, ook om het bij te houden, en heb bij het Goethe-Institut ook het C1-certificaat behaald. Ik heb groot respect voor hoe de Duitsers zich na de Tweede Wereldoorlog hebben hervonden en zij hun geschiedenis onder ogen zien. Ik werk heel graag met Duitsers samen omdat je weet dat ze altijd hun afspraken nakomen.
Als mantra boven de Nederlands-Duitse samenwerking voor de komende vier jaar zie ik echt het nastreven van korte lijnen zodat we elkaar snel weten te vinden. En samen bekijken op welke punten we elkaar kunnen versterken, op basis van eerlijke, open gesprekken.